Arnold, de supermuis: genetische manipulatie
In erfelijk materiaal van mensen en dieren zit informatie over eigenschappen, zoals lengte en haarkleur. Deze informatie zit in de kern van onze cellen en kan worden veranderd. Dit heet genetische manipulatie. Er kan aan het erfelijk materiaal worden 'gesleuteld' of er kan een stukje worden bij gedaan. Dit nieuwe stukje komt van een ander dier, dat niet van dezelfde soort hoeft te zijn. Arnold de muis is hiervan een voorbeeld.
He, hoi, ik heet Arnold. Ze noemen mij Arnold de SUPERMUIS. Ik heb brede schouders en heupen en ben heel snel gegroeid. Ook ben ik twee keer zo groot als de rest van mijn familie.
Ik weeg 75 gram, terwijl mijn neefjes maar rond de 30 gram wegen. Dit komt doordat mijn erfelijk materiaal genetisch gemanipuleerd is. Genetische manipulatie is afgeleid van het woord "gen", dit is een klein deeltje in ons lichaam. Hierin zit informatie voor een eigenschap, zoals de lengte of kleur van mijn vacht. Eigenschappen van mensen of dieren liggen dus vast in genen, deze tezamen vormen het erfelijk materiaal.
Bij mij is een stukje erfelijk materiaal ingebracht, afkomstig van een rat. Dit extra stukje heeft invloed op de groei van mijn spieren. Groei was de eerste belangrijke eigenschap waaraan is gesleuteld. Naar jaren lang onderzoek en gesleutel werd in 1982 de eerste van mijn soort geboren. Na supermuizen volgden andere superdieren zoals superzalmen, waarbij erfelijk materiaal van andere vissen of van de mens is toegevoegd.
Erfelijk materiaal komt niet zomaar terecht bij een ander dier. Hiervoor wordt een bepaalde methode gebruikt. De injectie wordt het meest gebruikt en wordt sinds 1985 uitgetest op koeien en andere zoogdieren. Hierbij wordt een stukje erfelijk materiaal met een injectienaald in een bevruchte eicel gespoten. Dit werkt echter niet zo goed. Het eerste probleem is dat het stukje moet worden opgenomen in het materiaal van de ontvanger. Het tweede probleem is dat het wel op de juiste plaats moet gebeuren. Het moet meestal meer dan 20 keer gebeuren. Er zijn dus veel eicellen voor nodig.
Een van de nadelen van een nieuw stukje erfelijk materiaal is dat het problemen kan geven bij de ontvanger. Muizen zoals ik hebben bijvoorbeeld problemen met onze nieren en wij zijn steeds moe.
He, hoi, ik heet Arnold. Ze noemen mij Arnold de SUPERMUIS. Ik heb brede schouders en heupen en ben heel snel gegroeid. Ook ben ik twee keer zo groot als de rest van mijn familie.
Ik weeg 75 gram, terwijl mijn neefjes maar rond de 30 gram wegen. Dit komt doordat mijn erfelijk materiaal genetisch gemanipuleerd is. Genetische manipulatie is afgeleid van het woord "gen", dit is een klein deeltje in ons lichaam. Hierin zit informatie voor een eigenschap, zoals de lengte of kleur van mijn vacht. Eigenschappen van mensen of dieren liggen dus vast in genen, deze tezamen vormen het erfelijk materiaal.
Bij mij is een stukje erfelijk materiaal ingebracht, afkomstig van een rat. Dit extra stukje heeft invloed op de groei van mijn spieren. Groei was de eerste belangrijke eigenschap waaraan is gesleuteld. Naar jaren lang onderzoek en gesleutel werd in 1982 de eerste van mijn soort geboren. Na supermuizen volgden andere superdieren zoals superzalmen, waarbij erfelijk materiaal van andere vissen of van de mens is toegevoegd.
Erfelijk materiaal komt niet zomaar terecht bij een ander dier. Hiervoor wordt een bepaalde methode gebruikt. De injectie wordt het meest gebruikt en wordt sinds 1985 uitgetest op koeien en andere zoogdieren. Hierbij wordt een stukje erfelijk materiaal met een injectienaald in een bevruchte eicel gespoten. Dit werkt echter niet zo goed. Het eerste probleem is dat het stukje moet worden opgenomen in het materiaal van de ontvanger. Het tweede probleem is dat het wel op de juiste plaats moet gebeuren. Het moet meestal meer dan 20 keer gebeuren. Er zijn dus veel eicellen voor nodig.
Een van de nadelen van een nieuw stukje erfelijk materiaal is dat het problemen kan geven bij de ontvanger. Muizen zoals ik hebben bijvoorbeeld problemen met onze nieren en wij zijn steeds moe.